maandag 5 september 2011

Twee euro is een heleboel

Mijn bank biedt aan de klanten die internetbankieren sinds kort een nieuwe service: ‘het financieel dagboek’. Een online huishoudboekje dus. Het bestuderen van deze tool staat al een hele tijd op mijn to-do-list.

Ik besluit daar eens werk van te maken. Volgens mijn bank is de klus binnen één kop koffie geklaard: ik hoef alleen maar aan te geven tot welke categorie een betaling behoort. Zo gezegd, zo gedaan. Maar net als ik de slag te pakken krijg, valt mijn oog op het overzicht van augustus. Een taartdiagram geeft in vrolijke kleurtjes aan waar ik het grootste deel van mijn geld aan uitgeef. En dat is even schrikken. Veel taartpunten zijn een stuk groter dan ik dacht. Zo wist ik niet dat ik per maand net zoveel uitgeef aan kleren als aan boodschappen.

Ik besluit de confrontatie niet uit de weg te gaan, en met een tweede kop koffie erbij verdiep ik me verder in mijn uitgavenpatroon. Maar als ik de aankoop van mijn favoriete en prijzige glossy naar het hokje ‘kranten en tijdschriften’ sleep denk ik ineens: waarom kost dit eigenlijk ruim 5 euro? Het schaamrood schiet me naar de kaken als ik me realiseer dat bijna de helft van de wereldbevolking moet rondkomen van een halve glossy: nog geen 2 euro per dag. Uit mijn uitgavenoverzicht blijkt bovendien dat ik wel vaker uitgaven doe waar, aan de andere kant van onze aardbol, een medemens meerdere dagen van kan leven. Ik besluit daarom een week lang een lijst bij te houden van alle ‘onnodige’ aankopen van meer dan 2 euro.

Pas als ik de volgende ochtend met een cappuccino in mijn handen op de trein sta te wachten, herinner ik me mijn goede voornemen. Ik pak pen en papier en mijn lijst met onnodige uitgaven is begonnen. Die week groeit de lijst met talloze uitgaven waar ik normaal niet bij stilsta: een kom soep met drie boterhammen in de kantine – terwijl er een kakelvers brood thuis in de kast ligt. Koekjes voor de koffieavond van mijn bijbelkring. Een uurtje oppas voor mijn jongste dochter….

Na een week past mijn lijstje niet meer op één velletje. Maar na deze week kijk ik wel met een andere blik naar mijn boodschappen. Het is toch eigenlijk gek dat ik 2 euro te duur vind voor een brood, terwijl ik zonder knipperen 3,50 betaal voor een roséetje op een terras? Wat bepaalt dat de ‘waarde’ van dat glaasje hoger is dan de waarde van het brood? Wat het ook is – die waarde wordt in elk geval niet bepaald door de ‘noodzakelijkheid’ van de uitgave. En dat is raar. Wat we (brood)nodig hebben moet goedkoop zijn, maar wat we willen hebben mag veel kosten.

De marketingwereld kent hier een vakterm voor: prijsperceptie. Bedrijven relateren hun prijzen niet langer aan de kostprijs vermeerderd met een winstmarge, maar bepalen hun prijs via onderzoek naar wat de consument ‘wil betalen.’ En dat blijkt vaak meer te zijn dan het product ‘waard’ is. Uiteindelijk bepalen andere ‘kopers’ dus wat ik moet afrekenen voor een pak yoghurt of een spijkerbroek. Maar is die spijkerbroek voor mij hetzelfde ‘waard’ als voor hen?

Vanuit die invalshoek besluit ik nog eens naar mijn online financiële dagboek te kijken. Dat dagboek geeft ook de mogelijkheid te budgetteren. Als maandbudget voor ‘kleding’ stelt de bank het bedrag voor dat ik daar gemiddeld per maand aan besteed. Ik besluit de voorstellen van de bank niet te volgen, maar een bedrag toe te kennen dat past bij de werkelijke ‘waarde’ die voor mij heeft. Als ik mijn boekje te buiten ga, stuurt de bank me een sms. Ik ben benieuwd hoe vaak mijn telefoon gaat piepen komende maand!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten