woensdag 2 maart 2011

Jacuzzi Democratie

Gepubliceerd in het Nederlands Dagblad op 2 maart 2011

Een paar jaar geleden figureerde er in het programma ‘De Grote Verbouwing’ een typisch Jan Modaal-gezin: stationcar, twee kindertjes, rijtjeshuis in Almere of Zoetermeer. En in de tuin van dat rijtjeshuis verrees een Jacuzzi van een thuiswinkel. Deze winkel bleek er een ambitieuze missie op na te houden, die me tot op de dag van vandaag is bijgebleven: elke Nederlander moet in staat zijn zich een goede Jacuzzi te veroorloven.
Ik verwacht dat de eerste politieke partij die zich aan deze missie verbindt kan rekenen op een groot electoraat. Want wij Nederlanders willen een warm bad. We willen ons tevreden en voldaan terugtrekken in onze eigen comfort zone. En op de rand van onze jacuzzi staat een bruisend glaasje democratie.
De democratie bruist als de bubbels in een glas champagne. Politiek is niet langer een hobby van een kleine elite, maar politieke thema’s zijn vandaag de dag weer the talk of the town. Het regeerakkoord was al stukgelezen voordat de inkt droog was. Discussies over politieke thema’s gonzen in bedrijfskantines, maar ook op het schoolplein, in moskeeën en buurthuizen. Mensen vormen meningen over files, kinderopvang en studiefinanciering. Over het burkaverbod en het kraakverbod. Niet stemmen is not done. Kortom: de democratie bruist. De politiek bereikt de kiezer weer, de kloof tussen Tweede Kamer en huiskamer lijkt gedicht.
Een positieve ontwikkeling, zou je zeggen. Toch bekruipt ons maar al te vaak een ongemakkelijk gevoel. Waar komt die onrust vandaan?
Wie goed luistert naar de discussies die worden gevoerd, aan lunchtafels en op opiniepagina’s valt het op dat de discussies in grote mate zijn gericht op onszelf. Onze mening over een politieke ontwikkeling wordt in hoge mate gevormd door de impact die deze ontwikkeling heeft op óns individueel welzijn. Albert Jan Kruiter verwoordde dit zeer krachtig in een interview met de Groene Amsterdammer: 'Het eigenbelang is steeds belangrijker geworden voor het stemgedrag. Daarom zweeft de kiezer. Maar hij is consistent in het willen nastreven van eigenbelang. Het punt is dat verschillende persoonlijke belangen nog maar zelden voorkomen in één partijprogramma.’ Het is dus niet langer het onderliggende gedachtengoed of de maatschappijvisie die door de kiezer wordt gedragen. Nee, voor onze keuze in het stemhokje geven slechts enkele items uit een verkiezingsprogramma de doorslag: die programmapunten waar wijzelf van denken te profiteren. De achtergrond bij onze stemkeuze is dan het individu – en niet de maatschappij. Let wel: dit is geen ontwikkeling die zich afspeelt onder ‘die aanhangers van populistische stromingen’. Niets is minder waar. Het geldt – in meer of mindere mate – voor ons allemaal. Cru gesteld willen we allemaal liever een jacuzzi in onze eigen tuin dan dat we geld sparen voor een sportfondsenbad.
Is dat erg? Immers, als iedereen aan zijn eigen belang denkt, wordt er niemand vergeten. Maar toch, als iedereen zijn individueel belang laat prevaleren boven het ‘algemeen’ belang dan verziekt dit – uiteindelijk – de verhouding tussen burger en overheid.
We verwachten van die overheid dat zij ieders individuele belangen weet te dienen. Dát is immers de ‘stem van de kiezer’ en die ‘moet worden gehoord’. En hoewel de overheid zich zeer wel bewust is van de onmogelijkheid van deze opdracht, poogt zij dit onvermogen te verhullen. Dat vertaalt zich er ondermeer in dat de burger zelden of nooit expliciet te zien krijgt wat de kostprijs is van solidariteit, noch hoe een bezuiniging doorwerkt in de eigen portemonnee. Bezuinigingen (‘ombuigingen’ volgens Rutte en Verhagen) worden gepresenteerd als sociale verbeteringen. Dit laat de burger met een wrange nasmaak achter. Want die heeft wel degelijk het gevoel dat er geknot is, dat een stukje van de eigen ruimte is afgeknabbeld. Maar wat er precies is veranderd, weet men niet te duiden.
Daarnaast lijkt – en zegt – de overheid als bedrijf te functioneren. De burger wordt effectiviteit en snelle verandering voorgehouden, maar de overheid weet zelden op te leveren wat wordt beloofd. Tegelijkertijd is de houding van de burgers in toenemende mate die van klant van de overheid (en de klant is koning). Hiermee wordt een opmerkelijke paradox zichtbaar: de kiezer heeft het gevoel niet gehoord te worden, terwijl de overheid in feite uit alle macht probeert haar beleid op de kiezer af te stemmen. Het is echter sterk de vraag of de kiezer hiermee gediend is. De kiezer die zichzelf sec als klant van de overheid ziet, zal altijd moeite hebben zijn eigen belangen te herkennen in de smeltkroes van het overheidsbeleid. En, zoals Tjeenk Willink het verwoordt in de Algemene Beschouwingen van de Raad van State: ‘de betrokken en participerende burger die meer wil zijn dan klant, herkent zich niet meer in de staat.’ Beide groepen kiezers blijven zo achter met een diep gevoel van machteloosheid.
Het doen herleven van het ‘algemeen belang’ lijkt de meest voor de hand liggende oplossing om deze patstelling te doorbreken. Van links en rechts wordt deze oplossing dan ook aangedragen. Bij de gevestigde politieke partijen is de droom van een algemeen belang (allemaal solidair zijn, samen streven naar een gezonde staatsbalans) dat door een grote groep wordt gedragen tastbaar aanwezig. Maar is het verwezenlijken van deze droom überhaupt nog wel mogelijk? Laten wij ons nog samenbinden in het streven naar één gezamenlijk doel? Ik denk het niet.
Het is niet langer de utopie die ons bindt’ zegt Willem Schinkel in Zomergasten. Schinkel stelt dat mensen zich nog slechts laten verenigen door het verschrikkelijke, de distopie. Ik durf nog een stap verder te gaan. We laten ons slechts binden door de distopie wanneer deze verschrikkelijke toekomst onszelf of onze eigen kinderen dreigt te raken. Alleen dan nog voelen we het water in onze jacuzzi koud worden. Alleen dan nog komen we in actie.
Terug naar de democratie. De staat van de democratie is niet los te zien van de staat van de overheid. Immers, de kiezer geeft de overheid niet langer een mandaat om algemene belangen te behartigen, maar verwacht dat de overheid haar individuele belangen behartigt. Het zal niet makkelijk zijn deze impasse te doorbreken. Politieke partijen, de net aangetreden regering en de staat als geheel zullen manieren moeten vinden om te appeleren aan een individuele distopie, zonder de eigen koers ondergeschikt te maken aan 17 miljoen tegengestelde individuele belangen. Maar het is niet onmogelijk. De eerste stap is het erkennen van het gevoel van machteloosheid dat bij alle burgers, bij alle kiezers leeft. Het zal niet lukken om alle stemgerechtigden uit te leggen waar dat gevoel vandaan komt. Maar het is wel  mogelijk dat gevoel serieus te nemen. Dat kan door niet langer te wijzen op een opgedrongen ‘publiek belang’, maar door helder duidelijk te maken dat het samen oplossen van gezamenlijke problemen ook voordeel heeft voor ons allen individueel.
We hebben een overheid nodig die ons laat zien wat ze voor ons als burgers betekent. En politieke partijen die de angst en machteloosheid van de kiezer niet bagatelliseren en die helder weten te verwoorden dat zij een methode voorstellen – liberaal, groen of sociaal – om samen gezamenlijke problemen mee op te lossen. En het goede nieuws: hiervoor is een brede voedingsbodem. De democratie bruist al. Geef haar een duwtje in de rug, en zij komt in beweging. En wie weet, misschien gaan we nog inzien dat een sportfondsenbad met zijn allen veel leuker is dan een jacuzzi alleen.