vrijdag 29 november 2013

(Don't) avoid news

Na de herfstvakantie startte de klas van mijn dochter (groep 4) met een nieuw thema: ‘de wind’. Terwijl zij leerden hoe de wind dingen in beweging zet woedde elders misschien wel de ergste storm ooit. De kinderen verdiepten zich daarom vorige week in de hoeveelheid water die de slachtoffers dagelijks ter beschikking hebben (bijna niets), en vergeleken dat met ons watergebruik (ruim 126 liter/dag). Dat blies mijn dochter van haar sokkel: ze was diep geraakt door zoveel ongelijkheid.

Soms gebeuren er huiveringwekkende dingen. Op grote schaal, zoals de tyfoon Haijan. Maar ook op kleinere schaal, in onze persoonlijke levens. Ziektes, werkloosheid, onderlinge wreedheid. We zijn soms met stomheid geslagen. Als je het als buitenstaander ziet gebeuren, op een ander continent of bij een kennis, weet je niet altijd wat te doen. Je wilt graag meeleven, maar hoe?

Ik herlas laatst het essay ‘Why you should stay away from news’ van de Zwitserse denker Rolf Dobelli. Hij vindt dat we (te) veel tijd verspillen met het lezen van allerlei nieuwsfeitjes. Volgens Dobelli is het beter die tijd te besteden aan een studie naar meer inzicht in de complexiteit van de wereldproblemen. Als een van de redenen voor dit standpunt noemt hij: het volgen van nieuws heeft te hoge kosten. ‘Op wereldschaal is het verlies aan potentiële productiviteit (door nieuws) enorm’, zegt Dobelli. ‘Neem de terreuraanslagen in Mumbai uit 2008. Stel je dan voor dat een miljard mensen gemiddeld een uur van hun aandacht wijdden aan zo’n tragedie: door het nieuws te volgen, naar een deskundige op televisie te kijken, erover na te denken. Dit is geen wilde gok: alleen al in India wonen meer dan een miljard mensen, waarvan een groot deel het drama live op tv volgde. Dat is samen een miljard uur, oftewel meer dan honderdduizend jaar. De gemiddelde levensverwachting wereldwijd is zo’n 66 jaar. Bijna tweeduizend levens werden dus opgeslokt door nieuwsconsumptie. Dat is veel meer dan het aantal mensen dat in Mumbai werd vermoord’.

In tegenstelling tot Dobelli kan ik me daar als christen niet over opwinden. In tegendeel. Ik vind het een heel troostrijke gedachte. Stel je voor: miljarden mensen besteden nu al wekenlang tijd en aandacht aan de ramp door Haijan. Het zijn ontstellend veel slachtoffers, maar ze zijn in de gedachten van duizenden geweest. We hebben samen misschien wel tienduizenden mensenlevens tijd besteed aan dit nieuws en ons meeleven.

Dat is prachtig. Als wereldburgers gedenken wij zo elkaar en helpen wij elkaars leed te dragen. Dobelli somt de manieren op waarmee mensen hun aandacht aan het nieuws wijden: ‘door het nieuws te volgen, of erover na te denken.’ Ik voeg daar graag aan toe: door te bidden. Met bijna 2 miljard gelovigen is het Christendom ook in dit perspectief een machtige godsdienst. Daarom: volg het nieuws. Lees wat je lezen kan over Syrië, de Filippijnen, Egypte. Gedenk oorlogen en natuurrampen. En bid voor de slachtoffers en nabestaanden. Want als we blijven meebeleven, blijven we steunen en troosten.

donderdag 21 november 2013

Over seks e.d. - openheid in de gemeente



Veel christenen missen een elementaire vaardigheid om een tegentijdse seksuele moraal vast te houden: openheid. Wat het zeker niet makkelijker maakt is de radicale toon van christenen over seks en relaties. 

In haar documentaire Sletvrees – en in het gelijknamige boek – stelt Sunny Bergman ‘het laatste seksuele taboe’ aan de kaak: dat we mannen cool vinden als ze met veel vrouwen het bed delen, terwijl we vrouwen die dat met veel mannen doen, sletten noemen.

Ik zag de documentaire afgelopen donderdag. De dag erop stond een interview met Bergman in het Nederlands Dagblad (15 november). Daarin toonde zij zich vooral een feministe. Ze benadrukte dat ze geen vooral geen hedonistische levensstijl propageert, maar dat ze ongelijkheid tussen mannen en vrouwen wil aanvechten. Mannen kunnen zorgeloos onenightstands hebben, terwijl vrouwen die dat doen, zich zorgen moeten maken om hun reputatie; dat is volgens Bergman niet eerlijk.

Een week eerder viel bij ons thuis een themanummer van het Volkskrant Magazine op de mat, helemaal gewijd aan Sletvrees. Mijn man vond dat een reden om de Volkskrant op te zeggen; ik vond het eerder een bewaarnummer.

Het was samengesteld als een feestnummer waarin seksuele vrijheden werden toegejuicht. Het magazine las daardoor als een bloemlezing van meningen en opinies rondom de moderne seksuele moraal. Sunny Bergman toonde zich in dit themanummer een stuk uitgesprokener dan in het ND: ‘Het idee dat vrouwen liefde en seks niet kunnen scheiden, daar geloof ik niet in. Als de seks fijn is, kun je er best liefdesgevoelens bij hebben. Maar dat hoeft niet per se en het hoeft ook niet meteen heel zwaar te zijn, niet gekoppeld aan een belofte.

In de documentaire zelf lopen het feminisme en activisme nogal door elkaar. Bergman haalt diverse wetenschappers in beeld om aan te tonen dat het niet de biologie is, maar dat het onze culturele verwachtingspatronen zijn die verschillen in seksuele beleving tussen mannen en vrouwen veroorzaken. Maar in de film klinkt ook een veel radicaler geluid door: dat we niet te preuts moeten doen over mensen die (heel) veel seksuele partners hebben. Deze tweede, minstens zo belangrijke boodschap blijft in het ND-interview een beetje tussen de regels hangen. De seculiere Volkskrant maakt deze boodschap juist heel expliciet: ‘Seks hoor je te doen. Je bent gek als je het niet doet, je bent helemaal gek als je het in je leven maar met één persoon zou proberen. Waarom zou je? Alles kan en mag! Dan ga je je toch niet beperken?’

In haar gedrevenheid het taboe rond seksueel actieve vrouwen te doorbreken schept Bergman zo het volgende taboe: het leiden van een monogaam seksleven. Ik vind dat een heftige ontwikkeling en maak me er zorgen over. Want steeds meer mensen vinden je – net als Sunny Bergman – niet helemaal sporen als je seks verbindt aan een belofte, of wanneer je levenslang trouw bent aan één persoon. De christelijke seksuele moraal wordt dus steeds minder geaccepteerd en zelfs als bespottelijk weggezet. Dat weglachen van monogamie raakt aan de kern van onze christelijke waarden. Als de documentaire van Bergman voor mij iets illustreert, dan is het dit: we hebben als christenen een heel erg tegentijdse moraal vol te houden.

Het is niet voor het eerst in de geschiedenis dat de christelijke kerk voor die uitdaging staat. Onlangs hoorde ik een lezing van Robert Doornenbal, die duidelijke parallellen trekt tussen de huidige cultuur en de omgeving waarin de vroegchristelijke gemeenten uit de tijd van het Nieuwe Testament zich staande moesten houden. Ook deze gemeenten leefden in een tijd van materialisme, vreemdelingenhaat en seksuele uitspattingen. Zij stonden bekend om hun tegentijdse moraal: deze gemeenten kozen voor het delen van geld en goed, voor gastvrijheid en voor monogamie. Doornenbal stelt dat we ook nu in een wereld leven waarin het christelijk geloof in de marge is verdreven en niet langer de centrale cultuur is. Daarin moeten we opnieuw zoeken naar een eigen positie en een onderscheidende identiteit. Dat gaat vaak tegen de stroom in.

Ik zie onze kansen om daarin te slagen somber in, omdat de gemeenten van nu volgens mij de elementaire vaardigheid missen die nodig is om die moraal vol te houden: openheid. In de meeste christelijke gemeenten, in de meeste christelijke media en thuis in onze gezinnen weten we helemaal niet zo goed hoe we open kunnen spreken, laat staan over seksualiteit. Christelijke reflecties op seksualiteit vervallen vaak in oproepen tot radicale keuzes of waarschuwingen tegen porno en verleiding. Seksualiteit wordt vaak aangekaart op een directieve manier, waarbij er weinig ruimte is voor discussie en gesprek. Jan Willem Veenhof noemde dat afgelopen augustus in het Nederlands Dagblad ‘eenrichtingsverkeer’: “We zijn heel goed in het plaatsen van verkeersborden bij dat eenrichtingsverkeer, variërend van ‘stopborden’ (‘geen porno kijken’), via ‘verboden om te draaien’-borden (‘niet terugvallen’) tot borden die de verplichte rijrichting aanwijzen, als op een rotonde (‘alleen zó word je zoals God je bedoeld heeft’).” In mijn eigen pubertijd ontstond er zo’n radicale stroming rond het boek Ongekust en toch geen kikker. Hoewel de auteur van het boek wilde oproepen tot gesprekken over seksualiteit en relaties, vormde zijn boek het begin van een beweging waarin dat gesprek vaak beperkt bleef tot oproepen. ‘Maak een keuze! Doe dit ook!’.

Die radicale toon maakt het niet makkelijker om open en persoonlijk te praten over relaties. Sterker nog, het maakt een gesprek over seksualiteit vanuit het geloof al snel moraliserend – en daardoor afstandelijk. Gesprekken blijven daardoor erg aan de oppervlakte. Ze draaien uit op het herhalen van sociaal wenselijke stellingen en antwoorden, maar gaan niet over diepere drijfveren of emoties – laat staan over echt gevoeld berouw, verdriet of twijfels. In zekere zin plaatst zo’n oproep tot radicaliteit de seksuele beleving dus net zo goed buiten de geloofsbeleving.

Door die afstandelijkheid lijkt de manier waarop we in de kerk seks bespreken gek genoeg erg op de manier waarop Sunny Bergman haar kijkers door de documentaire loodst. Hoewel seks een van de intiemste onderwerpen is, is er ook in haar film vrijwel geen ruimte voor emoties. Sletvrees bevatte maar één scene die mij echt raakte: het moment waarop een meisje in tranen uitbarst tijdens een workshop ‘Ontdek je innerlijke slet’. Ze staat daar, heftig opgemaakt en uitgedost in sexy ondergoed, en snikt tegen haar medecursisten: ‘Jullie zijn zo mooi, maar ik voel me zo lelijk. Niemand wil mij.’

In het ontwapenende verdriet van dit hoerig opgedirkte meisje herkende ik mijn eigen diepe onzekerheid als tienermeisje. En die gevoelens zijn voor veel meer mensen herkenbaar. Het laat zien dat seksualiteit nauw samenhangt met diepere waarden als zelfwaardering, vertrouwen in anderen, het besef gekend en geliefd te zijn. Ik denk dat ons onvermogen om open over seksualiteit te praten samenhangt met het gebrek aan echt contact dat er binnen veel gemeenten is over deze diepere waarden.

Als u nu denkt dat het wel meevalt, daag ik u uit eens na te denken over de volgende voorbeelden. Zo’n 5-10% van alle Nederlanders heeft homoseksuele gevoelens. Waarschijnlijk dus ook in uw gemeente. Hoe vaak wordt er in uw kerk voor hen gebeden? En er is heel wat christelijke beeldspraak die illustreert hoe waardevol het is om seks binnen het huwelijk te houden. Maar hoe behulpzaam zijn onze voorbeelden voor het stel dat (nog) niet getrouwd is, of voor twee partners bij wie het vuur in de eigen relatie al jaren gedoofd is? Wie praat daar open over in de kerk, in een vertrouwde Bijbelstudiegroep of zelfs met eigen vrienden of familie? 
Voor mij zijn dit retorische vragen. Het antwoord: veel te weinig. Dat heb ik de afgelopen jaren zelf meer dan eens ervaren, bijvoorbeeld toen ik als vierdejaars student ongepland zwanger werd – voordat we getrouwd waren. Dat kun je niet verstoppen. Juist daardoor werd ik een aanspreekpunt voor jonge vrouwen die met mij deelden hoe ze worstelden met seks voor het huwelijk in de relatie met hun vriend. Want wat als je het al hebt gedaan, maar die grens toch weer terug over wilt steken? Bij wie kun je dan raad vragen? En bij wie in je gemeente kun je terecht als je als meisje of jongen een ballast meezeult van ongewenste seksuele intimiteiten? Of wanneer je een misstap hebt begaan en behoefte hebt aan een open gesprek over wat er is gebeurd?

Ik denk niet dat het verstandig is om dergelijke vragen in één keer op uw volgende kringavond op tafel te leggen. Onderlinge openheid heeft vertrouwen nodig, en dat moet groeien. Maar dat groeien begint met praten, delen, met echt contact. En u en ik kunnen wel besluiten om daar vanaf nu mee te beginnen. Breng, binnen en buiten de gemeente,  gesprekken op gang over geloof, relaties en seksualiteit – en wees daarin zelf ook bereid tot een eerlijke openheid. Stel eens een echt geinteresseerde vraag aan het tienermeisje voor u in de kerkbanken, of aan het pas gescheiden gemeentelid. En vooral: luister naar hun antwoorden.