donderdag 25 april 2013

De ouderen, de jongeren en de rekening

Eerder gepubliceerd in het Nederlands dagblad van 29 april

Het was op een maandagochtend, rond 11 uur, dat ik een cappuccino bestelde in een restaurant vlakbij mijn woonplaats. Ondanks dag en tijd zat het restaurant afgeladen vol – met ouderen. Aan het tafeltje naast mij praatten twee chique geklede dames over de afgelopen winter, die de één in Spanje en de ander in het verpleeghuis bij haar vader had doorgebracht. Ik werd me ineens pijnlijk bewust hoe ver mijn belevingswereld afstaat van deze ouderen. De generatiekloof was bijna tastbaar.

De afstand tussen verschillende generaties wordt handig uitgespeeld door politieke partijen. Zo mopperde de jongerenvereniging van de VVD over het sociaal akkoord: 'dit schuift alweer de rekening door naar de volgende generatie.' Maar de 50Plus partij bijt hard terug, op haar site: 'Jongeren die in veel gevallen nog nooit een cent pensioenpremie hebben betaald, hebben een opmerkelijk offensief tegen ouderen ontketend.' Ik zou haast gaan geloven in een generatieconflict.

Zo’n conflict is er volgens mij helemaal niet. Er is eerder sprake van een gebrek aan kennis tussen generaties. Als twintiger ken ik wel een handjevol zestigers, die ook allemaal de crisis wel voor hun kiezen hebben gehad. Maar ik identificeer me meer met de tientallen werkloze twintigers (met twee academische titels) in mijn omgeving, en met de dertigers in mijn buurt die het zich financieel niet kunnen veroorloven om een gezin te beginnen. Dat gebrek aan inzicht in andere generaties is niet zonder risico’s. Niet voor niets is een economische basisregel dat onvolledige informatie leidt tot marktfalen. Kortom: het is geen generatieconflict, maar een informatiecrisis.

Dat probleem wordt denk ik niet opgelost door nog meer berekeningen van het CBS of het SCP. Er zijn al meer dan genoeg cijfers en analyses over de crisis gepubliceerd. En een wollig sociaal akkoord met een oproep vooral veel auto’s te gaan kopen – dat helpt ook niet erg. Ik zie de  oplossing in duidelijke communicatie en daadkrachtige maatregelen. Bijvoorbeeld zoals in Ierland. Eén op de acht Ierse huishoudens loopt meer dan drie maanden achter met de hypotheekbetaling. De regering ziet dit als het grootste struikelblok naar economisch herstel, en heeft vorige week een strak regime voor deze gezinnen ingesteld. Zij moeten alle inkomen aanwenden voor aflossing, op een bedrag van 6,80 per dag na voor voeding – en wat tientjes per maand voor andere noodzakelijke aankopen. Dat treft Ieren van alle rangen en standen en alle generaties. Vervelend, maar wel duidelijk. En als de pijn is geleden is er echt iets opgelost.

Tussen nu en Prinsjesdag zal het kabinet Rutte-II met voorstellen komen voor diverse hervormingen in Nederland. Ik hoop dat zo’n Iers collectief keurslijf hier niet nodig is. Maar wat er ook besloten wordt, het helpt als het kabinet duidelijk maakt dat de pijn gedeeld wordt. Er is geen generatieconflict, we delen de rekening. De prijs van mijn kopje koffie was wel hoog: €3,60. Een Ier zou dát er niet voor willen betalen.

dinsdag 23 april 2013

Viral

Verschenen in het Nederlands Dagblad van 24 april 2013

Ik wist niet wat ik zag, toen ik afgelopen vrijdagavond op facebook keek. Minstens vijftien vrienden hadden een ‘alternatief koningslied’ gedeeld. Ook de petitie ‘sorry voor het koningslied’ van Sylvia Witteman werd druk rondgestuurd. En niet alleen mijn vrienden wonden zich op, in anderhalve dag tijd bemoeiden zeker 40.000 mensen zich met die petitie. En zo’n 500.000 mensen vonden het nodig iets over het lied van John Ewbank te posten of te twitteren. Je kunt rustig zeggen dat de ongein rond het koningslied daarmee viral ging.

Een viral, een storm aan berichten op social media, is zo’n beetje de ultieme droom van elke reclamemaker. Zo hoopte het Rijksmuseum een week eerder nog op een hoax rond het reclamefilmpje dat geschoten was voor de heropening. Dat filmpje werd in Nederland nogal lauw ontvangen. Toch was het niet voor niets: het haalde de buitenlandse kranten.

In het buitenland heeft een viral vaak een heel ander karakter. Zo kenden grote delen van Afrika en de VS een viral rond de video ‘Stop Kony’, een film over het schokkende misbruik van Ugandezen door de rebellenleider Joseph Kony. De film had effect: mondiaal werd Kony een actief gezochte misdadiger. Op mijn facebook heb ik die video niet voorbij zien komen.

Ook de Zuid-Koreaanse luchtmacht creëerde afgelopen februari een viral, met de film Les Militaribles. De parodie op de beroemde musical Les Miserables wilde laten zien welke offers jonge militairen moeten brengen tijdens hun verplichte twee dienstjaren. De video bevond zich op de grens tussen ludiek en ongemakkelijk: het is niet helemaal grappig dat alle Zuid-Koreaanse mannen jarenlang moeten bikkelen om de verdedigingslinie tegen Noord Korea in stand te houden. Maar ondanks de humoristische ondertoon haalde ook deze video de Nederlandse facebookpagina’s niet.

Ik kan nog tientallen andere voorbeelden noemen – uit Egypte, de VS of Rusland. Overal ter wereld worden maatschappelijke discussies de digitale wereld ingezogen, en worden situaties van onrecht en onderdrukking via social media aan de kaak gesteld. Maar in Nederland blijft het stil. Het kan aan mijn facebook(vrienden) liggen, maar ik zie zelden een maatschappelijk betrokken viral. Hebben we een social media actie gehad rondom Mauro? Niet dat ik weet. Is er een online storm ontstaan over de asielzoekers in de Vluchtkerk? Ik heb het niet gezien.

Maar een matig gecomponeerd koningslied krijgt de Nederlandse facebookgebruikers meteen op zijn achterste benen. Het kan zijn dat we het gewoon belangrijker vinden om babyfoto’s en nieuwe kapsels uit te wisselen. Of misschien vinden we dat meningen iets zijn voor opiniepagina’s, en niet voor statusupdates. Laat staan dat je iemand vraagt die mening te delen. Maar het kan ook dat we de potentiële kracht van social media nog niet doorhadden. Dan zijn we nu wakker geworden: als we allemaal tegelijk online zitten te zeuren heeft dat dus effect. Nu we dat weten, kunnen we het gaan inzetten voor relevantere zaken dan liedjes over de W.

zondag 21 april 2013

Wie is de mol?

Verschenen in Basis, vakblad voor Beleidsonderzoek, april 2013
Voor meer informatie of een abonnement op Basis (gratis), zie http://www.basis-online.nl/

Gisteren overkwam het me weer eens: ik fietste op straat en dacht in de fietser voor me een vriendin te herkennen. Ik voerde mijn tempo op en wilde enthousiast haar naam roepen, toen ze zich omdraaide om af te slaan – het was mijn vriendin helemaal niet.

Ik hoop dat iemand snel een uitvinding doet die voortaan dit soort situaties voorkomt. Ik voel me namelijk erg dom na zo’n vergissing. Die situatie maakt pijnlijk duidelijk dat ik niet altijd goed genoeg op details let. Daar wil ik wat aan doen, en om mezelf te trainen kijk ik fanatiek naar Wie is de Mol. Dat programma gaat zo ongeveer over tunnelvisies, en ook ik trap steeds in de val. Ik weet steeds héél zeker wie de Mol is en vind daar dan héél veel bevestigend bewijs voor, maar toch krijgt mijn Mol elke week weer een rood scherm.

Het troost me een beetje dat ik niet de enige ben met dit manco. Iets vergelijkbaars gebeurde tijdens een presentatie die ik een poosje geleden gaf tijdens een seminar van een brancheorganisatie. De daar aanwezige werkgevers dachten samen na over hun mogelijkheden om banen te creëren voor mensen met een arbeidsbeperking. Na een verhitte discussie zei een van de werkgevers: “voor iedereen die kan en wil werken maak ik een plek in mijn organisatie. En ik heb nog nooit een werknemer gezien die wel wilde, maar niet kon.”

Er klonk applaus, de discussie was voorbij. Dat was nog eens een mooie oplossing. Maar ik was niet zo tevreden. Ik dacht: klopt dat wel? De redenering van de werkgever is aanlokkelijk, want als het waar is hebben we meteen een probleem opgelost. Maar wie even doordenkt merkt dat het niet klopt. Het is heel goed mogelijk dat de afdeling P&O van bovengenoemde werkgever ervoor zorgt dat hij geen mensen ontmoet die graag bij hem willen werken, maar dat niet kunnen. De werkgever sprak dus wel de waarheid, maar het is zíjn waarheid, gebaseerd op onvolledige informatie.

De manier van redeneren van deze werkgever komt vaker voor dan je denkt. Bijvoorbeeld: “In onze stad neemt het aantal Antillianen toe. Onder Antillianen komen soa’s meer voor dan onder andere bevolkingsgroepen. Dus moeten we een preventiecampagne gaan beginnen.” Of, een beroemde: “ik heb nog nooit een zwarte zwaan gezien, dus er bestaan alleen maar witte zwanen.”

Er zijn een paar bezwaren tegen deze redeneringen. Allereerst: dat we zelf de uitzonderingen niet kennen, wil niet zeggen dat ze niet bestaan. Maar er kan ook een onbekende invloedsfactor zijn die je theorie sterk beïnvloedt zonder dat je het weet. Een verschijnsel staat zelden op zichzelf, omdat de werkelijkheid haast per definitie complex is. Het leukste aspect van onderzoek vind ik: dat het als onderzoeker je taak is om die onverwachte, onvermoede invloedsfactoren boven tafel te krijgen. Misschien is dus de beste strategie voor een nieuw seizoen Wie is de Mol: geen strategie. Geen hypotheses opstellen, maar alles wat belangrijk kan zijn inventariseren. Wie weet, zit ik dan een keer goed.