Gepubliceerd in het Nederlands Dagblad op 18-05-2018
Tien minuten inwerktijd voor een nieuwe collega. Dat was de reden dat ik even moest wachten op een zakelijke afspraak. ‘Maar het is een flexkracht,’ was de verklaring. ‘Die komt toch maar een paar maanden.’
Zo kan een eerste werkdag eruit zien voor bijna een kwart
van alle werkende Nederlanders. Zij zijn ‘flexwerknemer’. Hun carrière bestaat
uit een haast eindeloze reeks van onzekere contracten en tijdelijke
dienstbetrekkingen. Vakbond FNV luidde daarover begin mei de noodklok in het
rapport ‘Flexwerk verdient beter’. De focus van het rapport ligt vooral op salaris.
Dat flexkrachten minder verdienen dan vaste medewerkers is algemeen bekend. De
vakbond laat zien hoe schrijnend groot het gat is: flexwerknemers verdienen 35%
minder dan vaste krachten. Dat is op jaarbasis gemiddeld €9.900,-
Jammer genoeg houdt FNV het bij de oproep tot meer inkomen.
Ik vind dat ze daarmee hun plicht ten opzichte van flexwerknemers verzaken. Het
wekt de indruk dat meer geld alles oplost, maar niets is minder waar.
Werkgevers stellen hoge eisen aan flexkrachten, maar geven nauwelijks
zekerheid. Een flexkracht wordt in tien minuten ingewerkt. Wie goed presteert,
kan een week later toch op straat staan.
De combinatie van een laag inkomen en grote onzekerheid veroorzaakt
een veel diepere problematiek. Het CBS meldde
eind 2017 dat twintigers en dertigers met flexibele banen minder vaak huizen
kopen, trouwen of kinderen krijgen dan leeftijdsgenoten met vast werk. Dat nieuws kreeg nauwelijks aandacht – het verrast ons
blijkbaar niet eens. Terwijl een hele generatie jonge Nederlanders niet de
zekerheid kan vinden die nodig is om een leven op te bouwen en een gezin te
starten.
Wie verder kijkt dan de statistieken ziet dat deze generatie
murw is geraakt door alle stress en onzekerheid. Dat is waar de échte kosten
van flexwerk zichtbaar worden. De Amerikaanse arbeidssocioloog Richard Sennett
beschrijft dat treffend in zijn boek ‘de flexibele mens’. Flexwerk zorgt
volgens hem voor afstandelijkheid, verwarring, onzekerheid en verlies van
eigenwaarde. Dat herken ik in de praktijk bij flexwerkers in mijn omgeving. Zoals
Agnes, die steeds contracten krijgt voor zes maanden. Ze werkte zich de eerste
paar keer een slag in de rondte om er een verlenging uit te slepen. Maar er was
altijd een reden waarom dat niet doorging, of er kwam een reorganisatie
waardoor alle tijdelijke contracten niet verlengd werden. “Nu begin ik aan weer
een nieuwe baan,” vertelde Agnes me. “Maar ik heb geen energie meer om te
investeren in het contact met wéér nieuwe collega’s. Vroeger was ik ambitieus
en liep ik graag een stapje harder. Maar zo ben ik niet meer.”
Richard Sennett noemt dat een conflict tussen karakter en
ervaring: je leert karaktereigenschappen af om onder de flexibele druk overeind
te kunnen blijven. Daarnaast ontneemt volgens Sennett het werken in steeds weer
andere projecten bij verschillende bedrijven de flexwerknemer het ‘doorlopend
verhaal’. Wie in zes jaar acht werkgevers heeft gehad kan geen
‘carrièreverhaal’ meer vormen of uitleggen hoe ervaring en karakter zich door
de tijd heen hebben ontwikkeld.
Flexwerkers verdienen perspectief op een loopbaan die hen
helpt persoonlijkheid en karakter te vormen en een toekomst op te bouwen. Dat
vraagt inzet van bedrijven. Natuurlijk is het mogelijk opdrachten slimmer
achter elkaar te plannen zodat er wél langere tijd werk is. Bedrijven kunnen
ook tijdelijke krachten cursussen en trainingen aanbieden. Maar ook de overheid
moet aan de slag, met drie grote veranderingen. De eerste is: het goede voorbeeld
geven, door flexwerkers langere contracten te bieden en beter te belonen. De
tweede is: een betere opdrachtgever zijn. Bedrijven die werk uitvoeren voor de
publieke sector moeten nu hevig concurreren in aanbestedingen. Werk wordt maar
voor korte duur ‘gegund’, en marges komen elke ronde verder onder druk te
staan. Dat is desastreus voor arbeidsvoorwaarden en werkzekerheid. Tot slot is
ook soepelere arbeidswetgeving noodzakelijk. Zo kent België geen tijdslimiet op
contracten voor bepaalde duur. In Nederland is dat beperkt tot 24 maanden, maar
toch is het percentage flexwerknemers in België de helft van dat in Nederland.
Strengere wetgeving veroorzaakt zo ironisch genoeg méér onzekerheid, met alle
gevolgen van dien.
Die veranderingen moeten snel worden ingezet, want
verdere flexibilisering kunnen we ons niet veroorloven. Dat zet het welzijn van
een hele generatie op het spel.