dinsdag 29 januari 2013

Had ik dat maar...

Ik moet het toegeven: een van mijn minst fijne eigenschappen is de 'had ik dat maar'-gedachte. Zo kan ik na een bezoek aan vrienden met een pas verbouwd huis verzuchten: 'sjonge, had ik maar zo'n ruimte.' Geheel onterecht, want mijn gezin beschikt over voldoende vierkante meters, waarmee we bovendien heel tevreden zijn. Toch laat de 'had ik dat maar'-gedachte zich vaak niet onderdrukken.

'Had ik dat maar' is een moderne mix van de oeroude zonden Hebzucht, Afgunst en Onmatigheid. Het begint slinks, met een beetje ontevredenheid, maar voor je het weet laat de gedachte je niet meer los. De laatste weken kom ik veel extreme uitwassen van het 'had ik dat maar'-virus in de kranten tegen. Managers met miljoeneninkomens, veelverdieners in de publieke sector, veertigers die jaloers de bedragen natellen die de huidige zeventigers als pensioen uitgekeerd krijgen – we leiden allemaal aan dezelfde kwaal.

Vorige week werd in de RAI een prijs voor familiebedrijven uitgereikt door John Fentener van Vlissingen. In het nieuws werd daarna met veel tam tam het speciale karakter van familiebedrijven geprezen. Het meest bijzondere: ze kennen geen graaicultuur, want ze houden altijd rekening met de volgende generatie. Dat gold ooit misschien voor alle ondernemers, maar 'gewone' bedrijven zijn zich inmiddels vooral gaan richten op maximale winsten op de korte termijn.

De Nederlandse organisatiepsycholoog Hofstede gebruikt oriëntatie op de lange of juist korte termijn om verschillen tussen culturen inzichtelijk te maken. Een maatschappij die gericht is op de lange termijn vindt dingen als sparen, doorzettingsvermogen en familie belangrijk. Zo leren kinderen in Aziatische dat resultaten het gevolg zijn van volharding en zelfdiscipline. Westerse landen worden juist steeds meer gericht op de korte termijn. Er is een sterke focus op resultaat, innovatie en individualisme. Investeringen moeten snel rendement opleveren en persoonlijke vrijheid wordt heel belangrijk gevonden. Zo bezien lijkt de kloof tussen het Oosten en het Westen precies op het verschil tussen familiebedrijven en 'gewone' bedrijven. Misschien zelfs dat familiebedrijven nog laten zien wat het ouderwetse Nederlandse arbeidsethos was, in een cultuur die zich inmiddels vooral op de korte termijn richt.

John Fentener van Vlissingen reikte zijn prijs uit tijdens de Big Improvement Day. Deze dag staat jaarlijks in het teken van innovatie, vernieuwing en verandering – begrippen die volgens Hofstede horen bij de korte termijn-cultuur. Maar tijdens deze dag werden vooral ideeën gepresenteerd voor een duurzame toekomst voor de volgende generaties. Daardoor raakte de cultuur van de korte termijn even aan de cultuur van de lange termijn. En dat bleek een vruchtbare samenwerking: er kwamen heel wat ideeën voorbij waarvan ik dacht: “sjonge zeg, had ik die maar....”



Jheronimus Bosch bracht in de 15e eeuw de zonden Hebzucht, Onmatigheid en Afgunst treffend in beeld.