maandag 11 december 2017

Sneeuw: een vergrootglas op sociale ongelijkheid

Een ochtend in de sneeuw. In de stad waar ik woon wordt er zo’n 20 mm aan sneeuwval en ijsregen voorspeld voor in de middag. Middelbare scholen blijven dicht. Wie niet hoeft te reizen, gaat de weg niet op en werkt vanuit huis.

Maar dat is niet voor iedereen weggelegd. Mijn achterbuurman, elektricien in loondienst, wordt om 07.00 verwacht op de bouwplaats in de polder. Heen over ijswegen, terug door de sneeuwstorm – met een werkbus die rijdt op zomerbanden. ‘Dus de docent en de ambtenaar blijft lekker thuis, maar mijn man waagt zijn leven om elektriciteit aan te gaan leggen in een nieuwbouwwijk?’ sputtert mijn buurvrouw als ik haar tref op het schoolplein. En hij is niet de enige die geen keuze krijgt.
Neem mijn kennis Chantal, 64 jaar en schoonmaakster op een Landalpark. Ze doet dat werk naast haar bijstandsuitkering, heeft geen auto en moet dus met de fiets heen en weer. Weer of geen weer – zij stapt op maandag om half 8 op de fiets. Chantal ploegde dus ook vandaag door de sneeuw om huisjes schoon te maken waar families dit weekend hun sneeuwpoppen bouwden. De tocht niet aandurven is geen optie: ze heeft een tijdelijk contract en als ze het kwijtraakt ‘door eigen schuld’ is de kans groot dat de gemeente haar een boete op haar uitkering geeft.

Of neem Benjamin, de pakketbezorger in mijn wijk. Dertig jaar geleden kwam hij uit Ghana hierheen. Hij werkte eerst in de postkamer van een verzekeraar, maar werd daar ‘boventallig’. Sinds 2014 bezorgt hij voor een pakketdienst. Daar krijgt hij per stuk betaald: als iemand niet thuis is of de buren willen geen pakketje aannemen, kan hij dus vier keer terug voor één ‘stukloon’. Ook als het sneeuwt, hagelt, vriest of stormt. Zijn vrouw werkt in een avondploeg. Dat is soms lastig, want als veel mensen niet thuis zijn loopt de werkdag van Benjamin uren uit – en dan is hij niet op tijd thuis om zijn vrouw af te lossen vóór zij naar haar werk moet.


Zo legt een werkdag in de sneeuw een vergrootglas op sociale ongelijkheid. Wie het getroffen heeft met een kantoorbaan en een betrouwbare werkgever, kan veilig thuisblijven, achter de laptop en telefoon zijn taken uitvoeren en ondertussen via internet de weekboodschappen doen en kerstcadeaus bestellen. Maar als dat jou geldt, besef dan: je hoort tot de lucky few. Het zijn vooral de mensen met het laagste loon, de slechtste arbeidsvoorwaarden en de minste stabiliteit in hun leven die vandaag wél de weg op moeten. In hun werkbus op zomerbanden, op de fiets naar een vakantiepark.

Maar als je hoort tot de lucky few, wat kun jij dan doen? Wees aardig voor de mens die je ziet. Nodig je postbode uit voor een kop thee als het hagelt, bedank je buschauffeur of conducteur en bestel je pakketjes een dagje later. Geloof me: dat helpt.  

donderdag 19 januari 2017

Flexwerk: een leven met veel gedoe en weinig zekerheid. Dat kan anders.

Martine van Ommeren en Suzanne de Visser * sociaal ondernemers en oprichters van Flextensie
Gepubliceerd in het Nederlands Dagblad van 19 januari 2017

‘Het is makkelijker om volledig afhankelijk te zijn van een uitkering, dan om werken te combineren met een uitkering. Dat maakt me wel een beetje moedeloos.’ Met deze uitspraak vatte Suzanne haar situatie samen, in een uitzending over flexwerk van NCRV De Monitor op 4 januari.
Sinds 2009 volgt voor haar de ene tijdelijke baan de andere op – en dat is pittig. Die tijdelijke contracten veroorzaken volgens Suzanne drie problemen. Allereerst: werk combineren met een uitkering zorgt voor veel gedoe, maar loont niet.  Want inkomsten uit tijdelijk werk worden grotendeels of helemaal verrekend met de uitkering. De werknemer krijgt dan tijdelijk geen of een lagere uitkering. Dat leidt tot een instabiel en onzeker inkomen, wat een grote opgave is voor een groep die al langere tijd een inkomen heeft op uitkeringsniveau. Ten tweede is flexwerk vaak geen keuze: wie al langere tijd een uitkering ontvangt, is vaak verplicht alle aangeboden werk te accepteren, ook als dat tijdelijk of parttime is. Het derde probleem is voor Suzanne het gebrek aan perspectief. Flexwerk leidt lang niet altijd tot een vastigheid: een jaar na de start op een tijdelijke baan heeft minder dan 20% van de flexwerkers een vaste baan (CBS, maart 2016). Terwijl de werknemer zich juist inzet vanuit de hoop op een vaster contract.

Met haar verhaal illustreert Suzanne de problematiek rond flexwerk vanuit de uitkering. Het bieden van oplossingen voor die problemen is het doel van onze sociale onderneming, Flextensie.
En gelukkig zijn wij daarin niet alleen. In het land komen er allerlei initiatieven op die met oplossingen proberen te komen. Zo zijn er groepen bijstandsgerechtigden die zelf sociale coöperaties starten, en vanuit verschillende gemeenten wordt er gezocht naar routes om de stap naar ondernemerschap eenvoudiger te maken.
Het lukt ons twee van Suzannes problemen wat te verzachten. Want binnen het instrument dat Flextensie heeft ontwikkeld, staat vrijwilligheid centraal, en zekerheid. Er is geen verplichting. Je mag jezelf aanmelden en aangeven wat voor werk je wilt en kunt doen. En dank zij een administratieve oplossing hoef je niet al je inkomsten te laten verrekenen met je uitkering, maar ontvang je een netto, onbelast bedrag bovenop de uitkering, dat niet verrekend hoeft te worden en dat niet van invloed is op je toeslagen.

Dit alles lijkt goed nieuws voor Suzanne, en de ruim 365.000 uitkeringsgerechtigden die zich in hetzelfde schuitje bevinden. Helaas is dat maar deels waar. Want het derde probleem lost hiermee niet op. Hoewel veel kandidaten uitstromen naar werk, is ook dat vaak geen contract voor onbepaalde tijd. Daarmee bieden ook initiatieven als Flextensie een pleister die toch te klein is voor een wond die vele maten groter is.
Wat er dan wel nodig is? Allereerst: een beter gesprek tussen (rijks)overheden, de groep werknemers die vastzit in een molen van tijdelijke opdrachten, én de groep burgers die aan de zijlijn staan, maar graag zouden willen werken.
Want in alle herrie en geschreeuw tégen flexwerk wordt een grote fout gemaakt: de groep waarom het gaat, krijgt zelf nauwelijks stem. Met hun belangen wordt dan ook onvoldoende rekening gehouden.
Ook de landelijke politiek biedt weinig echte betrokkenheid op deze groep. Politici benoemen de problemen, maar komen niet tot de structurele hervormingen die nodig zijn om het tij te keren. Zo had de Wet Werk en Zekerheid (ingevoerd in 2013) tot doel om flexwerkers meer zekerheden te geven. Het effect is anders: in plaats van de eerder geldende 3 jaar, kunnen flexwerkers nu nog maar 2 jaar op tijdelijke contracten bij een werkgever werken. Daarna volgt voor een ruime meerderheid alsnog geen vast contract. Het CPB concludeerde in 2016 dan dat de nadelen van flexwerk voor grotendeels terecht komen bij de zwakkere groepen op de arbeidsmarkt.

De situatie vraagt daarom om stevigere hervormingen, die ons allemaal en ons hele sociale stelsel kunnen raken: van pensioenen tot aan ontslagrecht en van de bijstand tot aan topinkomens. Wie een vaste baan heeft, zal dan wellicht verworvenheden moeten inleveren om zekerheid voor anderen te kunnen creëren.
Het terugdringen van flexibilisering vraagt daarnaast een luisterend oor voor de groep waarom het gaat, een visie op oplossingen voor de lange termijn en de souplesse om op de korte termijn zoveel mogelijk pleisters te vinden om de pijn mee te dempen. 
Het spijt ons - wat hadden we Suzanne graag verteld dat er al een oplossing voor haar was. Dat is niet zo. Maar structurele verbetering moet mogelijk zijn. Totdat die er is, zullen wij voor haar en alle anderen doen wat we kunnen: het gedoe wegnemen waar mogelijk, hen de keuze bieden en goed naar hen luisteren. Want dat verdient ze, net zo goed als dat ze zekerheid verdient.