Verantwoordelijkheidsgevoel begint meestal in de supermarkt.
Op de broodafdeling, in mijn geval. Want daar had ik mijn eerste baantje. Daar
merkte ik iets eenvoudigs: als ik niet op tijd aanwezig was om het brood te
snijden bleven de schappen leeg. Zo leerde ik het belang van op tijd zijn,
klantvriendelijkheid en het vervullen van vaste taken. Gewoon goed gedrag in je
dagelijkse werk. Ook wel genoemd: fatsoen.
We hebben een zomer achter de rug vol onfatsoenlijkheid.
Bestuurders van stichtingen en onderwijsinstellingen bleken tonnen te
incasseren. En in de zorg volgde het ene faillissement door wanbestuur
(Maevita) op het volgende bijna-faillissement (Philadelphia). Wat is de oorzaak?
In managementjargon zijn termen als 'fatsoen' en 'moraal'
smerige woorden geworden. Ze worden gezien als suffige deugden van vroeger, net
als matigheid, punctualiteit en geloof. Waarden die niet passen bij de hang
naar vernieuwing en innovatie die leidinggevenden tijdens bijscholingsdagen
voortdurend krijgen ingepeperd. Sterker nog, Yoeri Albrecht geeft morgenavond
een lezing in de Balie met als titel “controle en fatsoen zijn de vijand van
vooruitgang.” Want “nieuwe ideeën kunnen alleen ontstaan waar vrijheid van
gedachten en meningsuiting heerst. En zonder nieuwe ideeën is de samenleving
gedoemd te verstenen en te verarmen.”
Albrecht vat hiermee een geloof in innovatie en vooruitgang
samen dat veel bedrijven, instellingen en overheden in een nare klem houdt. We
moeten allemaal voortdurend vrij denken, verbeteren en innoveren. Gewoon je
werk doen is maar beperkend en laat de samenleving verarmen. Zorgvuldig je werk
doen is zelfs fataal voor onze toekomst.
Dat dergelijke opvattingen na vijf jaar crisis de wereld nog
niet uit zijn is schrijnend. Volgens innovatiespecialist Wichert van Engelen
moeten organisaties juist 99% van hun energie inzetten op het gewone proces.
Dan voeren ze hun kerntaken gewoon goed uit. Daarnaast komt innovatie, om klaar
te zijn voor veranderingen. Wie die balans omdraait verliest de werkelijkheid
uit het oog. Dat is precies wat bij veel wanbestuurders is gebeurd. De oorzaak
van bestuurlijk falen en de extreme uitspattingen bij woningcorporaties,
scholen en zorginstellingen? Er is te vaak en te veel ‘out of the box’ gedacht.
Om bestuurders weer te leren hoe ze fatsoenlijk leiding
moeten geven, trekt de overheid allerlei commissies uit de kast. Minister
Schippers kondigde vorige week aan kwaliteitseisen te gaan opstellen waar
bestuurders in de zorg aan moeten voldoen. En voor 1 oktober presenteert de
commissie Halsema haar gedragscode voor behoorlijk bestuur in de semipublieke
sector.
Het zegt wat dat de
bestuurdersgeneratie van nu dergelijke regeltjes nodig heeft. Wie weet zijn
de eisen van Schippers en de code van Halsema een afdoende remedie. Maar elke
bestuurder die zo'n code nodig heeft om fatsoen te leren, kan volgens mij beter
op stage gestuurd worden naar de supermarkt. Voor de meeste bestuurders is dát
pas echt vernieuwing.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten