Gepubliceerd in het Nederlands Dagblad van 26 november 2014
Setting: een naaktstrand op één van de Canarische Eilanden.
Tientallen blote blanke toeristen smeren zich in met zonnebrandolie. Dan opeens
strandt er een bootje vol ziek ogende Afrikaanse vluchtelingen. Er breekt
paniek uit onder de toeristen, die bang zijn dat de Afrikanen ebola hebben. De
toeristen trekken zich terug aan de rand van het strand. Vijf uur wachten later
krijgen de vluchtelingen hulp – ze worden afgevoerd in een vuilniswagen.
Het lijkt een wat wrang begin van een roman. Een verhaal dat
bijna te bizar is om nog geloofwaardig te zijn. En toch is het echt gebeurd. Ik
las begin november over dit voorval in een kantlijnberichtje diep weggestopt in
een gratis ochtendkrant. Dat is al bijzonder, want de meeste kranten maakten
überhaupt geen melding van deze gebeurtenis. Maar toen ik het eenmaal had gelezen
liet het met niet meer los. Want als ik eerlijk ben: wat zou ik gedaan hebben
als ik met mijn gezin op een strand had gezeten?
Deze week is het ‘ebola actieweek’ van de samenwerkende
hulporganisaties. Die spreken over de epidemie als een humanitaire ramp die
veel verder gaat dan alleen medische nood. Giro555 heeft daarbij hard zijn best
gedaan te zorgen dat die boodschap aankomt. Maar het lukt ze niet helemaal – het
glijdt langs me heen. En niet alleen bij mij: uit een peiling bleek half
november dat krap 20% van de Nederlanders overweegt geld te doneren. Net als de
toeristen op het strand sluiten ook wij ons af.
Volgens mij tekent dit de driehoeksverhouding tussen onszelf,
de media en het lijden om ons heen. Aan de ene kant is er onze bijna niet te
bevredigen behoefte om geëmotioneerd worden. Dat verklaart de brede opkomst van
programma’s over kinderen met Down, ‘undateables’ of gala-avonden over kanker. Deze
programma’s zitten vol met persoonlijke verhalen die situaties dichtbij brengen
maar net niet te confronterend worden. Het zijn verhalen waarin moeilijkheden
overwonnen worden of donkere periodes gouden randjes blijken te hebben. En voor
de dodelijke ziektes organiseren we gala-avonden. Zo is er toch nog iets te
schitteren.
Daar tegenover staat het grote ongemak dat ook de toeristen
gevoeld moeten hebben toen het bootje vol vluchtelingen op hun
vakantiebestemming strandde. Als lijden echt dichtbij komt is het niet meer te
verdoezelen met confetti. Het ongemak valt dan niet meer te verbergen. Dat
geldt zeker voor het lijden dat ebola heet. Dat heeft geen gouden randje, maar
wordt rauw opgediend.
De scène op het naaktstrand deed me denken aan het bekende
liedje van Elly en Rikkert: “hé Chris, kom van je eiland af. Je hangt in je
hangmat, je speelt monopoly, je ogen vol zand en zonnebrandolie. (…) En jij
bent die duif. Maar jij sloeg nog nooit in vertrouwen je vleugels uit.” Misschien
voelen we ons deze week geroepen om in actie te komen. Maar we kunnen in elk
geval proberen het ongemak niet te vermijden, niet weg te kijken en ons niet
laten afleiden door gala’s en confetti. Zeker niet nu we zondag beginnen aan
Advent: een tijd van hoop en verwachting, van uitzien naar redding voor de héle
wereld.